WANDEL
Tango
In ‘Een
Tango – macht en tegenmacht’ roert Lara De Brito een aantal actuele
kwesties aan. Zij nodigde me uit om daarop te reflecteren. Ik kan bovenal niets
benoemen waarover ik het roerend oneens ben met haar. Tegenspraak – een deel
van een vroegere lijfspreuk van haar partij - is dan betekenisloos of wordt al
gauw pluimstrijkerij. Maar gelukkig is
reflectie iets anders dan tegenspraak. Reflecteren geeft mij de vrijheid om te
fantaseren, te prikkelen, zijpaden te bewandelen die er ogenschijnlijk niet toe
doen, en dat alles zonder last of ruggenspraak. Ik ga dan ook met haar tango
aan de wandel, hier in Wageningen, letterlijk en figuurlijk, ongeordend, en
raap op wat voor mijn voeten komt.
Ω
Papier Hier in deze straat wordt straks het oud
papier opgehaald. De containers staan netjes in een rij, op gepaste afstand van
elkaar. Ik ben bang dat die doos naast de meest linker container niet mee zal
gaan. Aan de afstand tussen de containers te zien is het ‘de grijparm’ die ze
gaat ledigen. Daar komen dan geen extra handen aan te pas. Met enige gêne pak
ik die doos op en zie dat er een opengeslagen tv-gids bovenop ligt met een foto
van Ellie Lust, open een van de volgende containers, en dump daar de doos in.
Waarom verschijnen politiemensen altijd in korte mouwen,
zomer en winter, in kranten, tijdschriften, en in actualiteitenprogramma’s op
tv? vraag ik me af. Hoe komt het dat ik tv-persoonlijkheid en voormalig
Amsterdamse politiewoordvoerder Ellie Lust, niet lust? Ellie, die als
verpersoonlijking van een nationaal neokolonialisme, op kosten van onze
belastingcenten mensen in andere landen klein mag maken. Wanneer er na de
huidige crisis een herwaardering plaatsvindt van wat van waarde is, zou deze
verschijning zo’n toets niet mogen
doorstaan. Zouden ze bij de politie blij zijn dat ze weg is?
Ik zou het aan Max Daniel kunnen vragen, corona-politie-woordvoerder
en meer, die geregeld op tv in het nieuws en in praatprogramma’s te zien is.
Hij was het ook die destijds in het WICC het afscheid van Kees Mastenbroek, de
flamboyante directeur van de Woningstichting, modereerde. Zo waarachtig, en hoe hij zich had verdiept in
Kees en zijn ‘omgeving’. Een feest. Iemand die je graag als baas zou willen. En
als professional, met zijn nimmer aflatende pleidooi en streven: 'Te witte politie verliest draagvlak
samenleving'. Instituties. Vertrouwenwekkend.
Ω
Dak Met Kees
Mastenbroek kon je het behoudens over literatuur – hij was een leesbeest - ook
hebben over wat er zich in de stad hier zoal voordeed. Geanimeerd en inspirerend.
Een dak boven je hoofd is het minste. Ernaar uitkijken wanneer je
jong bent, naar een eigen dak, is
normaal. Ruim twintig jaar geleden leidde ik een discussie over
jongerenhuisvestiging, starters op de woningmarkt, met jongeren, politici en vertegenwoordigers
van de toenmalige welzijnsorganisatie en de Woningstichting. De nood was hoog.
De tegenmacht van de zoekende starters om bestaande verhoudingen te beïnvloeden
nihil. Die macht was louter afhankelijk van de welwillendheid en slagkracht van
de politiek. In een euforie van mooie woorden, beloften en getuigenissen werd
de avond afgesloten met een drankje. Nu,
anno 2020, is de nood niet minder. Van een tegenmacht van de jongeren zelf is
geen sprake, laat staan van een politieke of bestuurlijke ‘zaakwaarnemer’ met
veranderingskracht en -macht.
Het is niet eenvoudig om een inclusieve stad, macht en tegenmacht,
neutraal te duiden. Een gedachtenexperiment:
wat zou de politiek-bestuurlijke uitkomst kunnen zijn wanneer een
belangengroep voor jongerenhuisvestiging net zo machtig is als de gezamenlijke groene
lobby?
Ω
Berg
Bij hotel De
Wageningse Berg trof ik een groep motorrijders. Ik kon de verleiding niet
weerstaan om de motoren te bekijken, in de hoop ook dat ik zou worden aangesproken.
De vrouwen en mannen hadden de berg bewust als stopplaats gekozen. In
onvervalst Rotterdams spraken ze zich uit over de schoonheid van de omgeving en
het uitzicht aldaar. Niks voor jou? Nou nee, ik zou wel willen maar ik denk dat
ik ruzie met mijn vrouw daar ginds zou krijgen, antwoordde ik. Met een goeie
ruzie kun je er makkelijk van af, grapte een van de mannen. Daarna werd het
serieuzer en vertelden we over elkanders motorverleden. Over, dat ik jaren voor
mijn achttiende, samen met vrienden,
croste en racete, en de spelletjes die we daarbij speelden met de politie en onze ouders.
We waren het erover eens dat het een groot gemis is nu de
MotoGP wedstrijden vanwege de Corona zijn stopgezet. We moeten het doen met
herinneringen. Nostalgie. De Grand Prix’s in de zeventiger en tachtiger jaren. Toen
de 50cc – ‘de bijen’, en de zijspan, m’n favorieten, nog deel uitmaakten van de
GP’s. De bijen, die zoemden en zoemden, tot huilens toe. 50cc twee cilinder,
18.000 toeren en een topsnelheid van boven de 160 km, waanzinnig mooi. Begeesterde
monteurs en coureurs die samen sleutelden, en die nooit konden herhalen wat ze
als slotstuk, vlak voor de start, nog toevoegden. Een kwaliteit kortom, zoals Phaedrus die in
‘Zen en de kunst van het motoronderhoud’ doceert. Mens én techniek, twee kanten
van een en dezelfde medaille.
Het hart wint het soms van de ratio. Ik memoreerde dat ik ooit bij de TH in Eindhoven – nu
Technische Universiteit Eindhoven – een practicum mocht bijwonen waarin een
model van een viercilinder 50cc werd bestudeerd en beproefd. Zuigers zo groot
als een vingerhoedje, en een geluid ….. Een ultiem samenspel, een ultiem
geluksgevoel. Dan is het maar behelpen met die beesies die hier rondvliegen, grinnikte
een van de Rotterdammers.
Ω
Omgekeerd
Op de Van Uvenweg zijn ze volop bezig met wegwerkzaamheden. Het
moet een heuse fietsstraat worden, zo laat ik me vertellen door een enthousiaste
werker. Ik had er over gelezen in de Stad W maar dát was me ontgaan. Een eindje
verder lees ik op een groot bord over de aanleg en wie daar allemaal bij
betrokken zijn.
Het nieuwe normaal was er eerder dan de corona. Dat heeft zich de
laatste decennia sluipenderwijs kunnen
ontwikkelen. Of het een virus is weet ik niet. Het lijkt eerder op een mutatie
van het burger-dna, waaraan vooral de politiek en de overheid de laatste
decennia ijverig hebben gesleuteld. Diezelfde
politiek en overheid verkondigt met enige stelligheid dat de kloof tussen de
burger en de politiek, de overheid, aldoor groter is geworden. Het toenemend
populisme zou hier mede aan ten grondslag liggen.
In mijn observaties zie ik wat anders. De mensen in de zorg en
velen daarbuiten worden sinds de corona frequent toegezongen en geknuffeld. Zij worden openlijk gewaardeerd. Inmiddels
hoor en lees je dat die zorgmensen het toezingen en knuffelen nu wel genoeg
vinden.
Anders en omgekeerd is het daar waar de burger niet meer zingt of
anderszins complimenten maakt, maar de overheid en de daaraan gelieerde
uitvoerders, zich als ‘schuldige’ gedragen en zich op voorhand excuseren voor,
in dit geval, een overlast die ontstaat bij werkzaamheden in de publieke
ruimte. Achter die geslagen wereld gaat een maatschappijopvatting en een
alledaags handelen schuil waarin verantwoordelijkheid, (politiek/bestuurlijk) leiderschap,
macht, onmacht, waarachtigheid, geven en nemen, solidariteit en ….. samenkomen.
Straks worden grote delen van het stadsriool vervangen. Voor de ratten zal dat
geen feest zijn. Ik verheug me er nu al op hoe de gravers worden toegezongen en de stadsdichter een ode brengt aan het
riool.
Ω
Mei In
allerlei bespiegelingen hoor en lees je over hoe het straks, na de corona,
verder zal gaan. Het zal nooit meer worden zoals het was, is alom het gezegde.
De ene nog radicaler dan de ander. ‘Het
verleden verandert elke dag. De toekomst staat vast’, uit de indringende roman
Adam Hondezoon van Yoram Kaniuk, staat in mijn geheugen gegrift. Ik vertrouw
erop dat de veranderingen door de huidige crisis, hoe goed bedoeld ook, niet
radicaal zullen zijn. Radicale en snelle veranderingen boezemen mij angst in. Geeft
veel ruimte ook, om met beste en slechtste bedoelingen, mensen te manipuleren,
zonder dat iets de kans krijgt om te verinnerlijken – je er persoonlijk mee te
verbinden, er expliciet iets van te kunnen vinden. En dat je vervolgens
speelbal wordt van weer een nieuwe waarheid. Geef mij maar een eik in plaats
van een populier, zeiden mijn ouders vroeger wanneer iemand de revolutie
predikte. De eik groeit weliswaar langzamer maar is tegenwindbestendiger.
In een essay van Abraham de Swaan, waarin hij een vergelijking
maakt tussen 10 mei 1940 en 10 mei 2020, waarschuwt hij tegen het onbedwingbare
virus van rancune. Hoe, als we niet uitkijken, reactionaire volksmenners de
problemen wel zullen oplossen. Waar de persoonlijke verheerlijking van leiders
altijd vóór het politieke programma gaat. Waar het pluralisme, waar de
democratie, wordt geofferd op een steeds zwarter wordend altaar.
De huidige inperkingen van de burgerrechten moeten dan ook niet
lang duren. De (lokale) politiek mag dat wat zichtbaarder en harder aanzetten
dan nu het geval is. En laten wij in deze stad alvast de straat opgaan om dat
niet alleen te bepleiten, maar ook om onze volksvertegenwoordigers op scherp te
houden en zich te verantwoorden.
Ω
Natuur De stad,
geschraagd door het centrum, is mij lief en een soort tweede natuur. Je haalt
er en geeft, materieel en immaterieel. De betekenis en waarde ervan merk je
vooral nu er beperkingen zijn. En nu die sinds kort wat minder zijn, loopt de
weg naar de uiterwaarden dan ook weer via het centrum. In mijn geliefde boekhandel
ligt daar - voor een verlaagde prijs - ‘De uitvinder van de natuur. Het
avontuurlijke leven van Alexander von Humboldt (1769-1859)’. Een fascinerend
boek. Hij liet in die tijd al zien hoe slavernij, rooftochten, ontdekkingsreizen,
landjepik, het ongebreideld menselijk ingrijpen, enorm effect heeft op het
klimaat. Von Humboldt was zeer veelzijdig onderlegd én begaan. Zo zei en
beargumenteerde hij dat kennis de scheppende kracht van de verbeelding nooit
kon vernietigen. Een meesterwerk dat ik aldoor binnen handbereik heb ingeval ik
op de schaal van idealisme – pragmatisme – opportunisme, dreig af te glijden
naar opportunisme.
Op Twitter lees ik een bericht over een nieuwe zwemplas die de
gemeente nabij de haven wil aanleggen, met een oproep aan de provincie om dat
tegen te houden. Het plan staat volgens de scribent op gespannen voet met de
natuurontwikkeling daar. Op afstand volg ik deze discussie. Het zwemmen in de
nieuwe plas moet, zoals de plannenmakers zeggen, meer veiligheid bieden dan het
zwemmen in de Rijn.
In oktober 2007 leverde ik als niet-deskundige een bijdrage aan
een studie- en discussiemiddag van Architectuurcentrum Ahoi over de ontwikkeling van het
havengebied. Twee landschapsarchitecten namen
het serieuze deel voor hun rekening, gevolgd door mijn ‘Boulevard
van geheelde dromen’. Een pleidooi om de haven te ontmantelen en de
omgeving te verstedelijken met vier tot zes appartementenflats 32 hoog. Een
plan ook dat mede een oplossing bood voor jonge starters op de woningmarkt. Een leerzame
middag was het, waarin mijn bijdrage het voorspelbaar moest afleggen tegen die
van de landschapsarchitecten.
De nieuwe zwemplas zoals de gemeente die voorstelt, durf ik niet
te dromen. Mijn verbeelding is niet
toereikend om een natuurlijke gang en drang, van met name jongeren, te verleggen van een ‘anonieme’ en geliefde rivier naar een kunstmatige plas; een
disnyficatie van mens en natuur, en on-Wagenings. Erger, wanneer de plas er
komt, zou het zomaar kunnen dat de Rijn tot verboden gebied wordt verklaard en zwemmen of picknicken aldaar slechts als herinnering
blijft bestaan.
Ω
Markt
Een goed plein verzacht de hardheid van het bestaan. Ik twijfel of de
markt hier een goed plein is. Ik voel dat althans niet zo. Het is ook niet
lelijk, zeker niet. Het stadhuis is er een beetje weggedrukt. Wanneer ik de kerk
wegdenk wordt dat anders. Sinds het stadhuis vernieuwd is moet ik wanneer ik
daar vanaf de markt naar kijk altijd denken aan ‘Metropolis’, een stille film uit
1927 van Fritz Lang. Jaren geleden werd die door de toenmalige eigenaar van de
bioscoop in Junushoff vertoond, met live pianomuziek. In gedachte kantel ik het
gebouw een slag met de klok mee, met de werkplekken-vleugel naar beneden. Een bijzondere
driedeling wordt dan zichtbaarder: onderwereld, styx, en bovenwereld. In meer ‘bijbelse’
termen: hel – vagevuur – hemel.
De delen staan hoe dan ook met elkaar in verbinding. Het werk gaat
van boven naar beneden en van beneden naar boven. Hoe vloeiend dat verloopt, daar
kun je slechts naar gissen. Alhoewel, en het was me eerder overkomen, wanneer
ik door de schuifdeuren van de hoofingang naar binnen loop, stokt er iets. Ik ben
dan opeens geen burger meer maar een klant. Het bordje op de tussendeur maakt
dat duidelijk: ‘Geachte klant - Met deze tochtsluis spaart uw gemeente warmte en energie – Hartelijk dank voor uw
geduld’. Ik weet niet hoe het in de ‘hemel’ en de ‘hel’ is, in het ‘vagevuur’ is
het neoliberale marktdenken hoe dan ook nog zichtbaar.
Het is alweer enige tijd gelden dat ik echt in het stadhuis was,
verder dan de voordeur. Als ik me goed herinner was dat tijdens een avond van
de raad waarop burgers konden inspreken op, meepraten over, de begroting 2021 en
de voorgenomen bezuinigingen. Een vertegenwoordiger van de
binnenstadondernemers sprak z’n verontwaardiging uit – was boos – over de
voorgenomen verhoging van het parkeertarief. Mijn eerste gedachte was, hoe is
het mogelijk, zij zijn toch ook de stad, hoe gaan zij mee in de groene vaart? Wat
zou je kunnen of moeten doen om en/en te realiseren? Minder auto’s én als
ondernemers aantrekkelijk blijven voor winkelend publiek? In de nazit werd het
humeur er niet beter op. Toen iemand aan een politicus vroeg of zij met de
ondernemers contact hadden gehad over de tariefsverhoging, was het antwoord:
nee, zij zijn niet van onze partij. Kan ook omgekeerd zijn geweest: wij zijn
niet van die partij. Dat laat ik in het midden. Een beetje verward en met de
constatering dat een inclusieve stad een dimensie armer was dan dat ik dacht en
hoopte, verliet ik het stadhuis.
Thuis lag nog het krantenknipsel met een opinie van Margaret
Atwood over deze tijd: ‘Vraag maar uit de mensen uit een klein dorp. Je gaat
toch ook naar de begrafenis van je vijanden? Misschien waren het klootzakken,
maar het waren wel ónze klootzakken. Probeer die gemeenschapszin te
herstellen.’
Ω
Bossa Nova
Een gezond dorp, een gezonde stad, bestaat bij de gratie van een
robuust immuunsysteem. Peter Sloterdijk heeft daar inspirerend en overtuigend
over geschreven. Cultuur is een belangrijke drager van dat systeem. Dat het
immateriële belang van cultuur door het stadsbestuur wordt onderschreven is te
prijzen. Landelijk en in verschillende provinciehuizen ligt dat anders. Daar
wordt al jaren het belang en bestaan - of wat daarvan over is na keiharde
bezuinigingen - in louter economische termen beargumenteerd. De huidige crisis
zal alles veranderen, is het credo. We
moeten naar een herwaardering van wat van waarde is, hoor ik op de radio.
Blijkbaar sta ik nog op de verzendlijst van een
organisatieadviesbureau dat het voornamelijk van de lokale en provinciale overheden
moet hebben. Er wordt een meerdaagse aangeprezen voor ambtenaren en andere
geïnteresseerden over cultuur in bange dagen, waarin je leert om de economische
waarde van cultuur te duiden. Na afloop beschik je over adequate bagage om je
bestuurder te dienen, opdat zij of hij in de strijd om de middelen haar
vrouwtje of mannetje kan staan.
Sinds half maart mag er niet meer worden gedanst. Op weg naar huis
loop ik langs THUIS. Vroeger heette dat de Wielewaag, een dienstencentrum voor
ouderen. Ruim twintig jaar geleden gaf ik daar samen met mijn vrouw op
donderdagochtend dansles aan de oudjes. Dat deden we een aantal jaren, de jive
en de cha cha cha. Lachen gieren brullen en maar hopen dat alles heel bleef. Nieuwe
heupen en knieën waren toen nog niet erg in. Terugkijkend: hadden ouderen toen
een hogere pijngrens dan nu? En waren ze ook niet toleranter - uitzonderingen
daargelaten? Hoe dan ook, een prachtige tijd.
De tijd van voor de corona komt niet meer terug. Alles wordt
anders of maken we anders. Een complete breuk, zo beweren sommige spraakmakers.
Thuis dansen voor een geheelde toekomst mag nog wel. Lara danst de tango. Mooi,
zeker. Ik ga voor de Bossa Nova, een combi van oud en nieuw, een muziek en dans
die destijds ontstond uit een mix van de oude vertrouwde Braziliaanse samba en de
nieuwe cool-jazz van elders.