De bibliotheek als dienstverlening, voorziening, ….. of instituut?
Hirsch Ballin hield op 5 mei in Wageningen op uitnodiging van het NCHC een toespraak over vrijheid en democratie. Citaat: ‘Democratie vereist instituties die niet afhankelijk zijn van tijdelijke meerderheden.’
Over het vermeende ontmantelen heb ik onlangs wat mogen zeggen, in een dispuut met ambtenaren, wethouders en collega's. Ik vat het hieronder samen.
Bibliotheken zijn al jaren en jaren instituties waarvan de inhoud nimmer is en wordt bepaald door tijdelijke meerderheden. Daar is verandering in aan het komen. Veranderingen die, zo lijkt het, niet alleen door de burgers en overheid worden geëntameerd, maar ook door de bibliotheken zelf. Zij gehoorzamen meer en meer aan die tijdelijke meerderheden of nemen zelf initiatief om het instituut te ontmantelen in brokstukken. Het geheel wordt als nutteloos beschouwd, terwijl voor de fraaie brokstukken elders asiel worden gezocht.
De discussie over de bibliotheek als voorziening is zeer actueel. Wat bedoel je daar dan mee? Een dienstverlening, gebouw, …? Wanneer je het hebt over lezen, leren en informeren is het in een tijd van bezuinigingen makkelijker om die tot diensten sec te bombarderen waardoor ze minder plaatsonafhankelijk kunnen worden verleend. Niet per se in een bibliotheekvestiging of in een bibliotheek die fysiek deel uit maakt van een cultuurhuis, maar ook in een algemene ruimte zoals een buurthuis, dat niet snel meer een associatie met een bibliotheek oproept, of op basisscholen, al dan niet deeluitmakend van een brede wijkschool.
Je zou dit alles kunnen samenvatten: de bibliotheek als een facilitaire voorziening voor het onderwijs, de buurtwinkel, de sportkantine, het restauratieve gedeelte van het zwembad, enzovoort. Wat is immers nog het verschil tussen een bibliotheek en een school, …?
Dat verschil is er wel degelijk. De bibliotheek biedt een aanmoedigende omgeving waarin vrij kan worden geëxploreerd in een rijkdom aan informatie en media. Hier is geen druk om leerdoelen te halen, wel om zich vrijelijk te verdiepen in wat door anderen is - of ter plekke wordt - verwoord en verbeeld. Het gaat dan ook om lezen, leren en informeren via exploratie. In feite is dat ook de essentie van lezen, leren en informeren, dat wordt geschraagd door ‘Een leven lang leren’ (het Unesco-manifest openbare bibliotheken). Dat vraagt om een omgeving die anders is dan bijvoorbeeld het onderwijs. In een school gaat het om leren, het curriculum en het pedagogisch klimaat. In de bibliotheek gaat het om vrijelijk oriënteren, ontdekken, deelnemen, …. Dankzij een ambiance waar niets moet, met een rijk aanbod aan informatie, dat bestaat uit fysieke media, digitale werelden en kennisdeling van mens tot mens. Emancipatie en burgerschap.
Het voorgaande indachtig – en ik spreek hier niet alleen vanuit de Wageningse situatie: In een vrije, niet schoolse omgeving, zoals een bibliotheek die uit de kern van haar bestaan biedt, is het rendement van de inspanningen om laaggeletterdheid te verminderen meestal hoger dan op school sec. Laaggeletterden en school, dat zijn vaak pijnlijke confrontaties. Eenzelfde ervaring laat zich zien bij inburgering. Veel inburgeraars vinden het prettiger en ’wereldser’ om in een bibliotheek hun traject zoveel mogelijk te vervolgen, eerder dan bijvoorbeeld op een ROC of in een wijkhuis. Ook omdat ze daarna daar, in de bibliotheek, verder bij kunnen blijven.
Waarom studeren er immers steeds meer kinderen, leerlingen én studenten ín een openbare bibliotheek? Omdat ze de bibliotheek als een vrije ruimte ervaren die uitnodigt ….
In dorp of stad: de bibliotheek is van alle instellingen de grootste ‘Frequenzbringer’, brengt de meeste burgers op de been, die daar doelbewust en doelgericht naartoe gaan. Van de bibliotheek moeten zij niets, zij kunnen …. Vanuit het perspectief van de burgers is de bibliotheek dan ook een instelling in het publieke domein waar ont-moeten van grote waarde en betekenis is.
Wat dit laatste betreft is het opmerkelijk om te lezen, te horen en te zien dat de protesten van burgers in dorpen en steden, waar men voornemens is vestigingen te sluiten, dat die protesten bijna altijd verwijzen naar het grote goed dat verdwijnt, het goed dat je elke week of maand kunt ont-moeten in zo’n rijke omgeving met media etc. Het is feitelijk een belangrijke drager (kritische massa) van de lokale sociale infrastructuur. Sociale cohesie. Of om in WMO-termen te spreken: meedoen. Vrij vertaald: Zonder net geen vangnet. Zonder hoofdwegen geen zijwegen. Zonder infrastructuur geen laad- en losplaatsen.
Nog even terug naar ‘Frequenzbringer’ in relatie tot de bibliotheek als plaats voor ont-moeten (in context). Als ik een vlucht maak over de Kultuurhusen dan valt mij op dat wanneer de bibliotheek daarin wordt gepositioneerd als dé Frequenzbringer, en vanuit dat ont-moeten, ideeën van en met andere partners, én eigen ideeën, weet om te zetten in activiteiten, dan vallen ontmoeten en ont-moeten geruisloos samen. En …… voor meer burgers dan ooit tevoren.
‘Een waarachtige bibliotheek staat in dienst van verschillende waarheden.’
Hirsch Ballin hield op 5 mei in Wageningen op uitnodiging van het NCHC een toespraak over vrijheid en democratie. Citaat: ‘Democratie vereist instituties die niet afhankelijk zijn van tijdelijke meerderheden.’
Over het vermeende ontmantelen heb ik onlangs wat mogen zeggen, in een dispuut met ambtenaren, wethouders en collega's. Ik vat het hieronder samen.
Bibliotheken zijn al jaren en jaren instituties waarvan de inhoud nimmer is en wordt bepaald door tijdelijke meerderheden. Daar is verandering in aan het komen. Veranderingen die, zo lijkt het, niet alleen door de burgers en overheid worden geëntameerd, maar ook door de bibliotheken zelf. Zij gehoorzamen meer en meer aan die tijdelijke meerderheden of nemen zelf initiatief om het instituut te ontmantelen in brokstukken. Het geheel wordt als nutteloos beschouwd, terwijl voor de fraaie brokstukken elders asiel worden gezocht.
De discussie over de bibliotheek als voorziening is zeer actueel. Wat bedoel je daar dan mee? Een dienstverlening, gebouw, …? Wanneer je het hebt over lezen, leren en informeren is het in een tijd van bezuinigingen makkelijker om die tot diensten sec te bombarderen waardoor ze minder plaatsonafhankelijk kunnen worden verleend. Niet per se in een bibliotheekvestiging of in een bibliotheek die fysiek deel uit maakt van een cultuurhuis, maar ook in een algemene ruimte zoals een buurthuis, dat niet snel meer een associatie met een bibliotheek oproept, of op basisscholen, al dan niet deeluitmakend van een brede wijkschool.
Je zou dit alles kunnen samenvatten: de bibliotheek als een facilitaire voorziening voor het onderwijs, de buurtwinkel, de sportkantine, het restauratieve gedeelte van het zwembad, enzovoort. Wat is immers nog het verschil tussen een bibliotheek en een school, …?
Dat verschil is er wel degelijk. De bibliotheek biedt een aanmoedigende omgeving waarin vrij kan worden geëxploreerd in een rijkdom aan informatie en media. Hier is geen druk om leerdoelen te halen, wel om zich vrijelijk te verdiepen in wat door anderen is - of ter plekke wordt - verwoord en verbeeld. Het gaat dan ook om lezen, leren en informeren via exploratie. In feite is dat ook de essentie van lezen, leren en informeren, dat wordt geschraagd door ‘Een leven lang leren’ (het Unesco-manifest openbare bibliotheken). Dat vraagt om een omgeving die anders is dan bijvoorbeeld het onderwijs. In een school gaat het om leren, het curriculum en het pedagogisch klimaat. In de bibliotheek gaat het om vrijelijk oriënteren, ontdekken, deelnemen, …. Dankzij een ambiance waar niets moet, met een rijk aanbod aan informatie, dat bestaat uit fysieke media, digitale werelden en kennisdeling van mens tot mens. Emancipatie en burgerschap.
Het voorgaande indachtig – en ik spreek hier niet alleen vanuit de Wageningse situatie: In een vrije, niet schoolse omgeving, zoals een bibliotheek die uit de kern van haar bestaan biedt, is het rendement van de inspanningen om laaggeletterdheid te verminderen meestal hoger dan op school sec. Laaggeletterden en school, dat zijn vaak pijnlijke confrontaties. Eenzelfde ervaring laat zich zien bij inburgering. Veel inburgeraars vinden het prettiger en ’wereldser’ om in een bibliotheek hun traject zoveel mogelijk te vervolgen, eerder dan bijvoorbeeld op een ROC of in een wijkhuis. Ook omdat ze daarna daar, in de bibliotheek, verder bij kunnen blijven.
Waarom studeren er immers steeds meer kinderen, leerlingen én studenten ín een openbare bibliotheek? Omdat ze de bibliotheek als een vrije ruimte ervaren die uitnodigt ….
In dorp of stad: de bibliotheek is van alle instellingen de grootste ‘Frequenzbringer’, brengt de meeste burgers op de been, die daar doelbewust en doelgericht naartoe gaan. Van de bibliotheek moeten zij niets, zij kunnen …. Vanuit het perspectief van de burgers is de bibliotheek dan ook een instelling in het publieke domein waar ont-moeten van grote waarde en betekenis is.
Wat dit laatste betreft is het opmerkelijk om te lezen, te horen en te zien dat de protesten van burgers in dorpen en steden, waar men voornemens is vestigingen te sluiten, dat die protesten bijna altijd verwijzen naar het grote goed dat verdwijnt, het goed dat je elke week of maand kunt ont-moeten in zo’n rijke omgeving met media etc. Het is feitelijk een belangrijke drager (kritische massa) van de lokale sociale infrastructuur. Sociale cohesie. Of om in WMO-termen te spreken: meedoen. Vrij vertaald: Zonder net geen vangnet. Zonder hoofdwegen geen zijwegen. Zonder infrastructuur geen laad- en losplaatsen.
Nog even terug naar ‘Frequenzbringer’ in relatie tot de bibliotheek als plaats voor ont-moeten (in context). Als ik een vlucht maak over de Kultuurhusen dan valt mij op dat wanneer de bibliotheek daarin wordt gepositioneerd als dé Frequenzbringer, en vanuit dat ont-moeten, ideeën van en met andere partners, én eigen ideeën, weet om te zetten in activiteiten, dan vallen ontmoeten en ont-moeten geruisloos samen. En …… voor meer burgers dan ooit tevoren.
‘Een waarachtige bibliotheek staat in dienst van verschillende waarheden.’